Begrippenlijst
Action learning
Is ‘leren door doen, ervaren, gecombineerd met systematisch reflecteren daarop’. Action learning heeft als ambitie het leren door individueel- en groepsleren te verbeteren en direct te koppelen aan prestaties op de werkvloer.
Application Sharing
Software die het mogelijk maakt dat meerdere deelnemers gezamenlijk en op hetzelfde moment met een bepaald programma werken. In principe kan elk programma worden gebruikt (tekstverwerker, spreadsheet, grafisch programma enz.). Het programma kan steeds maar door één deelnemer worden bestuurd, het maakt niet uit wie dat is. De andere deelnemers volgen de handelingen. In een online leeromgeving geeft deze faciliteit de docent de mogelijkheid om op afstand feedback te geven op handelingen die door een cursist worden uitgevoerd.
ASP
ASP staat voor Application Service Provider. ASP’s zijn aanbieders die software via Internet ter beschikking stellen aan organisaties. Een organisatie heeft alleen toegang tot Internet nodig om de software te kunnen gebruiken. Dat scheelt in aanschaf en beheer van software. Vergelijk het met de telefoon. De gebruiker betaalt alleen de aansluitkosten en kosten van het gebruik.
Asynchrone communicatie
Communicatie waarbij de betrokkenen niet op dezelfde tijd online zijn en dus communiceren met een tijdsvertraging. Dit biedt mogelijkheden om te leren met een groep die bestaat uit leden in verschillende tijdszones. Een voorbeeld zijn discussiegroepen op Internet of binnen een elektronische leeromgeving, maar ook e-mail.
Authoring tool
Dit is software waarmee e-learning ontwikkelaars content kunnen maken.
Babyboomer
Babyboomers is de groep mensen die geboren zijn in de jaren 1945 tot 1964. Tijdens hun jeugd werden ze ook wel de hippiegeneratie genoemd. Vrolijke, vrije mensen die vochten voor hun idealen! Momenteel zie je een zeer grote diversiteit aan mensen en is de groep niet meer te beschrijven met één beeld.
Blended learning
De mix van leerinterventies, zoals e-learning en traditionele klassikaal leren, maar ook asynchrone e-learning met synchrone e-learning.
Chat
Synchroon communiceren via de computer. In een zogenaamde chatbox kunnen gelijktijdig meerdere mensen communiceren. Het communiceren verloopt geheel via tekst. Een deelnemer typt een vraag of opmerking, drukt op Enter en zijn/haar bijdrage wordt voor elke deelnemer zichtbaar. Men kan een vraag stellen maar ook antwoord geven op een vraag die op dat moment gesteld wordt. Chat kent zijn eigen ’turbo-taal’ via specifieke karakterisering voor uitdrukkingen van taal en emotie.
CMS (Content Management System)
Met een CMS kan men documenten beheren. Vaak wordt er gewerkt volgens de “content levenscyclus”: creatie, publicatie en onderhoud. Via een dergelijk systeem kan informatie worden aangemaakt, gepubliceerd en onderhouden.
Computer-based training (CBT)
Een cursus of training waarbij het multimedia cursusmateriaal wordt aangeboden via een computer, meestal via een CD-ROM. De computer hoeft niet aangesloten te zijn op een netwerk en de cursus biedt meestal geen links naar bronnen buiten de cursus.
Computer supported collaborative learning
Computer Supported Collaborative Learning, oftewel CSCL, is samenwerkend leren waarbij gebruik wordt gemaakt van ICT (steeds vaker Internettechnologie). Een omschrijving is: “CSCL is focused on how collaborative learning supported by technology can enhance peer interaction and work in groups, and how collaboration and technology facilitate sharing and distributing of knowledge and expertise among community members.”
Compliance
is het begrip waarmee wordt aangeduid dat een persoon of organisatie werkt in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. Het gaat over het nakomen van normen of het zich er naar schikken.
Content
Letterlijk “inhoud”. Brede verzamelnaam voor alle leerstof en andere inhoudsbronnen binnen een organisatie. Binnen e-learning wordt met content in het algemeen leerstof bedoeld.
C-Learning
Als tegenhanger van e-learning wordt met c-learning het traditionele leren in een klaslokaal bedoeld. C-Learning staat dus voor classroom learning. (Zie ook m-learning)
Design thinking
Een opkomende stroming om innovatie op een creatieve manier vorm te geven. Met een aantal korte stappen wordt het proces uitgevoerd waarbij de ervaring van de klant of gebruiker steeds centraal staat. Belangrijkste stappen bij design thinking zijn: empathise, define, ideate, prototype en test.
E-learning
De verzamelnaam voor het vormgeven van leersituaties (formeel en informeel) met behulp van de mogelijkheden van ICT (in het bijzonder internettechnologie). E-learning kan dus verschillende “verschijningsvormen” hebben.
Elektronische Leeromgeving (ELO)
Een omgeving die e-learning ondersteunt. Aangezien e-learning verschillende “verschijningsvormen” kan hebben, kan elke ELO er anders uit zien. Meestal ondersteunt een ELO het leerproces en de administratieve/ondersteunende processen. Onder ELO vallen zowel een LMS, een LCMS en een authoring tool (deze begrippen worden elders verklaard).
Employee journey
De reis die medewerkers maken binnen de organisatie vanaf het punt dat ze voor het eerst contact hebben met de organisatie tot en met het punt dat ze de organisatie verlaten. Gedurende deze reis zijn er momenten waarin de organisatie het gedrag of de mening van de medewerker over de organisatie positief of negatief kan beïnvloeden. Ontwikkelen en trainen kunnen belangrijke onderdelen zijn van de employee journey.
Essential
Synoniem voor microlearning.
Generatie Y
Generatie van mensen die geboren zijn in het cohort 1980 – 1995. Typisch voor deze generatie zijn: snel, schakelend op meerdere speelvelden, social media en platforms. Niet bij te houden. Snel verveeld en afgeleid. Eigenwijs. Lastig om te binden aan organisaties. Veeleisend voor werkgever en collega’s. Wil altijd leren en ontwikkelen. Altijd bezig met doorgaan naar het volgende feestje of de volgende baan.
Generatie X
Generatie X zijn de mensen die geboren zijn tussen 1965 en 1979. Kenmerken van deze generatie is dat ze de mogelijkheid hadden om op kosten van de staat te studeren. Ze zijn om die reden dan ook veel hoger opgeleid dan de babyboomers, de generatie die tussen 1950 en 1964 geboren is. Ze kwamen op de arbeidsmarkt in crisistijd, wat maakte dat veel mensen uit deze generatie onder hun werk- en denkniveau werkte in het eerste deel van hun carrière.
Generatiemanagement
Generatiemanagement gaat over het goed laten samenwerken van alle generaties tijdens het werk. Daarbij is het van belang dat er gebruik gemaakt wordt van de kracht van de mensen die in de organisatie werken, met waardering voor hun visie, kennis en vaardigheden.
HR(M)
Human resource (management).
Infographic
Of informatieve illustratie geeft een informatieve weergave van verschillende objecten met een combinatie van tekst en beeld. Dit kan voorkomen in de vorm van een kaart, grafiek, bord, instructieve tekening of een interactieve applicatie. Ze is bedoeld voor het overdragen van informatie, data en kennis.
Just-in-time
Dit is een term die vaak met logistiek wordt geassocieerd. In het kader van e-learning wordt deze gebruikt om aan te geven dat de lerende toegang heeft tot de informatie op het moment dat hij die nodig heeft. Dit in tegenstelling tot het principe just-in-case, het aanbieden van leerstof voor het geval dat de cursist die ooit nodig zou hebben.
Learning Content Management System (LCMS)
Dit is een content management systeem (zie CMS) die speciaal voor het maken van leercontent (zie content) is gemaakt. Met een goed LCMS is het mogelijk om leerobjecten (zie verderop) individueel dan wel in teams te ontwikkelen en te beheren (o.a. versie- en variatiebeheer).
Belangrijke zaken daarbij zijn: ondersteunen van het ontwikkel- en samenwerkingsproces; opslaan van de content in de kleinst mogelijke betekenisvolle eenheid (herbruikbare leerobjecten); het scheiden van inhoud en vorm; zodanig opslaan dat de content gemakkelijk en betekenisvol is terug te vinden en te hergebruiken. Een van de voordelen daarvan is dat content op maat kan worden gedistribueerd (personalisatie), zowel wat betreft inhoud, vorm als omvang (wat, hoe en hoeveel).
Learning management system (LMS)
Dit is een applicatie die de administratieve en logistieke processen rondom het leren ondersteunt, zoals het registreren en inschrijven van cursisten, de voortgangsregistratie en de resourceplanning (bijvoorbeeld mensen, middelen en ruimtes). Een beetje oneerbiedig zou je kunnen zeggen dat een LMS een elektronische catalogus met cursussen is, waarbij het LMS cursisten helpt bij het vinden van de juiste cursus. Vervolgens houdt het systeem bij welke cursist op welke cursus staat ingeschreven, alsook de hoofdlijnen van de voortgang, zoals welke onderdelen van de cursus de lerende heeft afgerond.
Learning Object (leerobject)
Een eenheid leerstof die zelfstandig toegevoegde waarde heeft voor het leerproces. De eenheid leerstof is autonoom herbruikbaar en kan onafhankelijk van de media (zoals een leermanagementsysteem) worden gebruikt. Met behulp van leerobjecten kunnen leerpaden worden samengesteld, afgestemd op de specifieke wensen en/of kenmerken van de lerende. Vaak wordt de vuistregel gehanteerd dat een leerobject binnen maximaal 20 minuten moet worden kunnen doorlopen.
Leercultuur
Een collectief, dynamisch systeem van basisassumpties, waarden en normen, dat richting geeft aan het leren van mensen in een organisatie.
Lerende organisatie
Is een organisatie die haar leden of medewerkers in staat stelt de dienstverlening aan te passen aan een voortdurend veranderende omgeving door scholing, ontwikkeling en initiatief te stimuleren.
Leven lang leren
Om voorbereid te zijn op een toekomst waarin iemand meerdere functies op de arbeidsmarkt vervult, moeten mensen goed zijn opgeleid én hun kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen. De Overheid (Onderwijsraad) wil het leren in alle levensfasen stimuleren.
De raad kent vier basisfuncties toe aan ‘een leven lang leren’:
- reparatie: wie geen opleiding heeft gevolgd op jonge leeftijd, moet dat later kunnen inhalen;
- wisseling in loopbaan: wie er pas op latere leeftijd achter komt dat hij iets anders wil doen of talenten ontdekt, moet een opleiding kunnen volgen om een switch te maken;
- bij de tijd blijven en vooruitkomen in de samenleving: volwassenen moeten hun kennis en competenties actueel kunnen houden om zo hun arbeidsmarktpositie op peil te houden en te werken aan verbetering van hun positie;
- sociaal-culturele en persoonlijke functie: mensen leren niet alleen voor hun arbeidsloopbaan, maar ook om zich in algemene zin te blijven ontwikkelen.
Learning & Development (L&D)
De mensen die binnen een organisatie bezig zijn met leren en ontwikkelen van collega’s en het implementeren van een leercultuur of lerende organisatie.
Learning bytes
Synoniem voor microlearning.
Leerportaal
Dit zijn websites die de lerende en de organisatie de mogelijkheid geven om op een eenvoudige wijze toegang te krijgen tot een gecategoriseerd overzicht van e-learning, veelal van verschillende aanbieders. Daarbij kan het gaan om nieuws, websites maar ook om trainingen of leerobjecten die via het Internet kunnen worden doorlopen. De inhoud wordt afgestemd op de bezoeker, op basis van diens persoonlijke profiel. Veelal bevat een leerportal LMS-functionaliteiten.
M-Learning
Voortbordurend op de term e-learning wordt met m-learning gedoeld op Mobile learning, oftewel mobiel leren. Leren vindt plaats via draadloze apparaten zoals handcomputers (bijvoorbeeld de Palm of de iPAQ), tablet-PC’s en mobiele telefoons. Leren wordt nog plaats onafhankelijker. (Zie ook c-learning).
Mediamix
Een combinatie van media binnen een cursus of leerobject, met het doel deelnemers iets te leren. Bijvoorbeeld een cd-rom, een boek en een website. (Zie ook blended learning.)
Millennials
Synoniem voor generatie Y.
Mini e-learning
Synoniem voor microlearning.
Microlearning
Zijn korte leereenheden gericht op een korte termijn en kort durende leeractiviteit. De term wordt gebruikt in het e-learning-domein als een nieuw paradigma voor vooral informele leerprocessen in gecontroleerde omgevingen.
Voordeel van microlearning is dat het een formele tool is die ingezet wordt voor informeel leren. Hierbij wordt vaak één breed onderwerp als serie korte leerinterventies (threads) aangeboden. Elke individuele microlearning werkt één leerdoel uit volgens de principes van design thinking. Daarbij is de employee journey het uitgangspunt.
Er kan een optimaal leerresultaat behaald worden door de microlearning met pushstrategie aan te bieden. Hierbij wordt vaak via een algoritme de leerstof herhaald (zogenaamde spaced repetition).
Het succes van microlearning bij de medewerker is afhankelijk van de acceptatie van de pushstrategie én van toegankelijkheid, inhoud en benodigde tijd om de leeractiviteit af te ronden.
Microlearning kan ingezet worden voor:
- Soft skills/gedragsverandering
- Compliance
- Professional skills/performance support
Online
Verbonden met het netwerk (zoals het Internet).
Online community
Dit zijn ontmoetingsplaatsen op het Internet waar bezoekers met bijvoorbeeld gelijke interesses of werkzaamheden elkaar opzoeken. In de context van e-learning is deze ontmoetingsplaats zodanig ingericht dat de lerende in contact kunnen komen met anderen en samen kunnen leren en kennis delen. De online community faciliteert in deze behoeften. De inhoud in de community wordt veelal door de leden bepaald, in dit geval de lerende.
Online leren
Leren via een netwerk. (Zie ook e-learning.)
Open source software
Dit is software waarvan de broncode wordt vrijgegeven, zodat andere ontwikkelaars en programmeurs een bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling. Open source software hoeft niet gratis te zijn. Er is ook open source e-learning software beschikbaar (zoals FLE3 of Moodle).
Performance Support
Performance Support (PS) is elke leerinterventie, hulpmiddel of activiteit die beschikbaar is op het moment dat de ondersteuning nodig is. Performance Support is daarbij ingebed in het werkproces, zodanig dat de leer- en ondersteuningsinterventie toegankelijk is binnen het werkproces, om ondersteuning te bieden bij specifieke vragen. PS kan worden ingedeeld in twee categorieën: Paper-based en Electronic. Dus op papier dan wel digitaal. Op papier is de oudste vorm van performance support. Denk aan job-aids. Gele “post-it notes” rond iemands monitor zou je ook een vorm van performance support kunnen noemen. Electronic Performance Support is vooral bekend onder de naam Electronic Performance Support Systems (kortweg: EPSS). Geavanceerde versies van EPSS bieden een direct beschikbare oplossing, binnen de context van het werk en geïntegreerd in het werkproces. Dit type oplossing vraag om een heldere strategie, gestoeld op een analyse vooraf, planning en ontwerp.
Podcast
Is een audio-uitzending waarbij het geluidsbestand op aanvraag wordt aangeboden door middel van webfeeds. De term podcast is een samentrekking van iPod en broadcast.
Portfolio
Het begrip portfolio verwijst naar instrumenten die gemeenschappelijk hebben dat ze de unieke ontwikkeling van de lerende of het resultaat van die ontwikkeling zichtbaar maken. Hoe dat gebeurt, kan verschillen (afhankelijk van het doel dat een organisatie met het portfolio voor ogen heeft). Portfolio’s bevatten vaak drie onderdelen. In de eerste plaats overzichten waarin de lerende duidelijk maakt in welke context hij waaraan heeft gewerkt, welke opleidingen hij waar en wanneer heeft gevolgd, over welke vaardigheden hij beschikt en in welke mate hij zichzelf als competent beschouwt. Op de tweede plaats bevat een portfolio meestal materiaal waarmee de lerende bewijst dat hij competent is. Voorbeelden zijn evaluaties door anderen, of video-opnamen van het eigen handelen. Op de derde (en laatste) plaats bevat een portfolio meestal ook reflecties van lerenden. De lerende analyseert zijn eigen bekwaamheden ten opzichte van een bepaald profiel waaraan de lerende wil voldoen. Portfolio’s kunnen worden gebruikt voor meer gepersonaliseerd (deelnemergecentreerd) leren. Portfolio’s kunnen via Internet-applicaties worden ontwikkeld en ontsloten. Lerenden kunnen anderen selectief toegang geven tot hun portfolio’s.
Push technologie
Het versturen van informatie aan de gebruiker zonder dat deze erom heeft gevraagd.
Return on investment (ROI)
Een berekening die duidelijk maakt wat op termijn de opbrengsten zijn van de geschatte investeringen. Vaak gaat het om de ‘harde’ opbrengsten (lees: besparingen / geld), maar het kan ook om ‘zachtere opbrengsten’ gaan, denk aan uitstraling, verhoogde kwaliteit etc.
RSS
RSS staat voor “Rich Site Summary” of voor “Really Simple Syndication”. Het is een bepaalde toepassing van de computertaal XML waarmee de inhoud van een website zo wordt opgeslagen dat andere sites deze informatie automatisch in hun eigen omgeving kunnen tonen. Via speciale RSS-readers kun je snel zien welke sites zijn veranderd. Vooral weblogs maken gebruik van RSS.
Self assessment
Het proces waarmee de deelnemer zijn persoonlijke kennis- en/of vaardigheidsniveau kan bepalen, vaak in relatie tot een bepaald competentieprofiel. Binnen sommige leermanagementsystemen (zie LMS) krijgen deelnemers vervolgens automatisch een advies om een cursus of een leerobject te volgen, op het moment dat er sprake is van een kloof tussen de huidige competenties en de benodigde competenties.
Self-paced learning
De deelnemer bepaald zelf het tempo waarin hij/zij leert.
Social software
Dit zijn applicaties waar mensen via Internet elkaar kunnen “ontmoeten”, met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Social software wordt steeds vaker ingezet voor leerdoeleinden.
Spaced repetition
Een leertechniek waarbij (leer)content volgens vastgestelde intervallen aan de medewerker wordt aangeboden. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de content beter beklijft dankzij het herhalen van de content met steeds groter wordende intervallen.
Standaarden
De opkomst van “standaarden” is een belangrijke trend binnen de wereld van e-learning. Voor e-learning zijn op dit moment er nog geen geaccrediteerde standaarden, wat leveranciers van e-learning systemen ook beweren. Wel is wereldwijd een aantal organisaties de specificaties voor de toekomstige standaarden aan het voorbereiden.(..) De belangrijkste organisaties die zich bezighouden met specificaties voor e-learning zijn AICC, ADL (SCORM), IMS en IEEE. De IEEE is de enige die standaarden kan accrediteren. Daarnaast zijn er nog regionale initiatieven, zoals ARIADNE (Europa) en CANCORE (Canada). Beide organisaties hebben banden met het IMS of de IEEE.
Synchrone communicatie
Betrokkenen zijn op hetzelfde moment, maar niet op dezelfde plaats met elkaar aan het communiceren. Zo kan bijvoorbeeld een expert een presentatie verzorgen via het Internet, terwijl de deelnemers vanaf een andere plaats de les volgen en de gelegenheid hebben om via geluid of tekst (chat) vragen te stellen.
Teleleerplatforms
Zie elektronische leeromgevingen.
Thread
Serie van microlearnings. Learning threads kunnen vooraf vastgesteld zijn, of tijdens de employee journey van de medewerker samengesteld worden op basis van de behoeften en kennis die de medewerker nodig heeft bij zijn ontwikkeling.
Vernieuwend leren
Innovaties inbrengen in het leren. Van klassikaal leren, naar online leren, sociaal leren en interactief leren. Steeds weer bekijken of de nieuwe mogelijkheden werken door ze uit te proberen.
Video
Is een techniek om bewegende beelden als een elektronisch signaal weer te geven. Tegenwoordig is het onderscheid tussen de termen video en film(pje) vervaagd, en is een video dus net als een film een serie opeenvolgend getoonde, stilstaande beelden. Door de snelheid waarmee de beelden elkaar opvolgen en de nawerking van elk beeld op het netvlies lijken ze een vloeiende en continue beweging te vormen. Vaak is er ook geluid bij.
Virtual classroom
Vrij vertaald betekent dit een virtueel klaslokaal. Oftewel het verzorgen van een les via het Internet. Het is een vorm van synchrone e-learning, synchroon omdat de docent(en) en de cursisten op hetzelfde tijdstip online zijn, ieder achter zijn/haar eigen PC. De virtuele klas kan dus bestaan uit deelnemers die verspreid over de hele wereld aan de cursus deelnemen. Er is specifieke software beschikbaar die virtuele klassen ondersteunt / mogelijk maakt.
Webbased Training (WBT)
Training die geleverd wordt via Internettechnologie.
Weblog
Een weblog kun je omschrijven als een soort logboek op Internet waar een auteur (of meerdere auteurs) schrijft over wat hem of haar bezighoudt. Vaak gaat dat om een bepaald onderwerp (zoals ICT in het onderwijs), maar een weblog kan ook over verschillende onderwerpen gaan. Een weblog is meestal vrij toegankelijk, maar kan ook beveiligd zijn met een wachtwoord. Bezoekers van een weblog kunnen dikwijls ook reageren op berichten van de “blogger” (de auteur van de weblog). Docenten/opleiders kunnen weblogs gebruiken om informatie aan studenten/cursisten te verstrekken en om discussie over onderwerpen te stimuleren. Ook kunnen studenten/cursisten als opdracht een weblog bijhouden.
Wiki
De term Wiki is afkomstig uit Hawaï en betekent “snel”. Het is een Internettoepassing waarmee een groep mensen samen kunnen werken aan Internetpagina’s. De inhoud wordt onmiddellijk gepubliceerd, zonder dat een redactie dit nog moet accepteren. Een Wiki kan worden gebruikt om samen teksten te schrijven.
70:20:10
Met 70:20:10 wordt de ratio tussen de verschillende manieren van leren uitgedrukt:
- 70% = leren door te werken.
- 20% = leren via coaching en feedback.
- 10% = leren via formele trainingen en cursussen.
70:20:10 is op te vatten als een richtlijn waarmee leren in organisaties in een bepaalde verhouding plaatsvindt. In feite gaat het om een keten van op elkaar afgestemde leeractiviteiten, die ieder op zichzelf bijdragen aan de gewenste resultaten.